Brief 3 mei 1875
In 1875 is
Peerke Donders op het Etablissement Batavia bijna 19 jaren werkzaam. Hij bezoekt
de plantages in de ‘boven en beneden Saramacca’ voor onderwijs, doop en het bedienen
van de H. Sacramenten aan de drie verschillende stammen van Indianen: le
Arowakken - volgens Peerke Donders zijn deze ‘Indianen verreweg de beste’- ; 2e
Karaibise; 3e Waraus. Peerke meldt dat van deze laatste er weinigen meer in leven
zijn en dat ze verminderen ‘door hun zwervend en ongeregeld leven’. Peerkes inspanningen
leveren echter resultaten op: ‘Verreweg het grootste gedeelte, ja ik geloof ¾,
zijn gedoopt, getrouwd en eenigen gevormd en tot de H. Communie aangenomen.’
Het
onderwijzen blijft echter moeilijk: ‘Daar ze zoo verspreid leven. In de Tibiti
zijn ruim 100 nagenoeg bij elkanderen. Daar is met goedvinding van Monseigneur
en de Superior een Schoolmeester of eigenlijk meer Cathechisant geplaatst om de
kinderen en ook grootere te onderwijzen. Dit is pas begonnen en met goed
succes. Konden wij dit op de andere plaatsen ook doen; dit was zeer
wenschelijk, ja noodzakelijk om er op den duur wat goeds van te maken; doch om
hen bij elkanderen te krijgen, dit is de moeijelijkheid.’
 |
Bron: Caribischeletteren.blogspot.com |
Voor deze problemen beroept Peerke zich op de goede God: ‘Mag ik dus zoo vrij
zijn om mij en die arme Indianen aan uw gebeden aan te bevelen, opdat de goede
God in Zijne barmhartigheid hunner ontferme, alsook de Bosch-Negers, die nog
voor het grootste gedeelte in het heidendom en afgoderij leven? Wederkerig ook
bid ik alle dagen voor U opdat wij alien hier als ware Redemptoristen mogen
leven en hierna met elkanderen in het Rijk der Hemelen ons in God mogen
verheugen.
Ondanks deze
19 jaar van inspanningen is Peerke Donders nog vooral dankbaar: ‘kan ik den
goeden God nooit genoeg danken, dat Hij mij tot onze Congregatie des
Allerheiligsten Verlossers heeft geroepen. Moge de algoede God mij de genade
schenken om als ware en ijverige Redemptorist te leven en te mogen volharden
tot den dood.’